Na crematie is het wettelijk verplicht dat de as van de overledene tenminste nog een maand in het crematorium wordt bewaard in een afgesloten asbus. Daarna wordt het vrij gegeven aan de nabestaanden en zijn er in grote lijnen twee bestemmingen voor de as mogelijk. Of de as wordt bewaard of deze wordt uitgestrooid.
Bij het bewaren van de as staat eigenlijk centraal dat de identiteit van de overledene gewaarborgd blijft. De as dient samen met het identificatiesteentje van het crematorium in een verzegeld systeem, een urn of vrije vorm, bewaard te blijven, zodat ook na eventueel overlijden van de nabestaanden alsnog de herkomst van de as achterhaald kan worden. Dit verzegelde systeem kan men vervolgens laten plaatsen in een urnenmuur, begraven in een graf of een plekje thuis geven in huis of tuin.
Wanneer men kiest voor een systeem, waarbij de identiteit van de overledene na verloop van tijd niet meer gegarandeerd hoeft te worden, spreekt men van asverstrooiing. Het meest gebruikelijke en voor de hand liggende hierbij is dat de as daadwerkelijk verstrooid wordt, op een speciaal daarvoor bestemd veld of op een zelfgekozen plek, met toestemming van de eigenaar van de betreffende plek.
Maar ook bij de toenemende mogelijkheden om de as, of een deel daarvan, op een vrijere wijze te bewaren, zoals bij de asbuidels van I Honour Thee, oftewel bewaren zonder identiteitsgarantie, spreekt men van asverstrooiing.