Bij een spirituele uitvaart gaat men er van uit dat hoewel een lichaam is gestorven, een essentieel ander stuk van het wezen voortleeft. De dood wordt hier niet gezien als iets eindigs, maar als een transformatie naar een andere vorm of dimensie. De handelingen en rituelen rond een dergelijke uitvaart richten zich dan ook meer op het ondersteunen van die voortlevende ‘ziel’ of ‘essentie’ van de stervende of overledene in dat veranderingsproces, dan op het terugblikken naar diens aardse leven.
Met dit als uitgangspunt krijgt ook de rol van de nabestaanden voor en tijdens de uitvaart een hele andere invulling. De nadruk ligt hier niet in eerste instantie op het uiting geven aan het eigen verdriet of persoonlijke gemis, maar vooral aan het werkelijk bijstaan van die stervende of overleden dierbare in één van de meest indrukwekkende transformatieperiodes in zijn of haar leven.
Dat bijstaan begint met een afstemmen op de eigen ‘ziel’ of ‘essentie’, een verbinden met dat mysterieuze stuk van onszelf dat de situatie in haar heelheid kan omvatten. Van daaruit is het mogelijk ons open te stellen voor de daadwerkelijk behoeften van de stervende of overledene in dat transformatieproces, ook al lijken de dingen die we ‘door’ krijgen of anderszins ervaren in eerste instantie niet te rijmen met wat we denken te moeten doen of met onze eigen individuele wensen. En dat is precies waar het bij een spirituele uitvaart en rouwverwerking om gaat. Elkaar ontmoeten op een terrein voorbij de rede, waar persoonlijk onderscheid en individuele behoeften uitdoven. Waar angst en verzet plaats maken voor vertrouwen en overgave en we troost vinden en elkaar ondersteunen vanuit een besef dat dingen niet altijd zijn wat ze lijken, eindigheid wellicht niet zo eindig is als we denken, dat we in wezen één zijn, onlosmakelijk met elkaar verbonden, ongeacht onze verblijfplaats en hoedanigheid.